> 1164- De Jurriaansvloed creëert een eiland  > Archeologie: amateurs doen het werk > Droog wonen op ‘werven’ en palen > De zee op voor paling, haring en walvis > Uitvoer van hooi, invoer van turf en levensmiddelen > Godsdienst – een gelovige gemeenschap  > Onderwijs en scholing > Het ‘Paard van Marken’ – levensreddend baken > 1916 – De laatste grote watersnood 1916 > 1940-1945 – Geïsoleerd, toch getroffen > 1957 – Verbinding met het vasteland

geschiedenis

1164- De Jurriaansvloed creëert een eiland

In het oosten van het gebied Waterland, ging het veen over in het water van het toenmalige Flevomeer. Aan die overgang ontleent het eiland zijn naam: Marken betekent ‘grensland’. In 1164 slaat een grote stormvloed een grote hoeveelheid land weg: een eiland blijft over. Dat Marken in de loop van de 13de eeuw niet ten prooi viel aan de oprukkende Zuiderzee, dankt het aan de monniken van het Friese klooster Mariëngaardt.
Rond 1232 werd Marken eigendom van dat klooster en de norbertijner monniken bouwden er dijken en zorgden voor een afwateringssysteem. Daarnaast ontwikkelden ze landbouw en veeteelt. Voor het verhandelen van de producten werd een aparte plaats op het vasteland gesticht, toepasselijk Monnickendam genaamd. Een eeuw later kwam Marken in handen van graaf Willem de Vierde van Holland en werden de monniken verdreven. Daarmee kwam een einde aan de welvaart in Waterland. De dijken raakten in verval en talloze overstromingen in de 14e en 15e eeuw maakten landbouw en veeteelt vrijwel onmogelijk.

 

—o—

archeologie

Archeologie: amateurs doen het werk

Ondanks de oude geschiedenis is Marken merkwaardig genoeg nooit onderzocht door professionele archeologen – wel zijn enkele verlaten terpen tot beschermd archeologisch monument benoemd. Wat we hebben aan gebruiksvoorwerpen danken we aan liefhebbers die op verschillende plekken opgravingen hebben gedaan. Het oudste is een ‘spinkruikje’ van rond 1550: een steengoed voorwerp van 7 cm hoog dat vrouwen tijdens het spinnen om de nek droegen om de vingers in te deppen.
Op de verdwenen Reimerswerf zijn o.a. naar boven gekomen een gave, aardewerken koekenpan, een baardmankruikje, een kookpotje en tinnen lepels. Met metaaldetectoren zijn fraaie bronzen mesheften gevonden. Bij de Rozewerf aan de oostelijke dijk heeft men diverse malen gedoken op de locatie van de weggespoelde Kloosterwerf, maar het is niet bekend of dat iets heeft opgeleverd.
Tijdens een van de vele restauraties op de Kerkbuurt werden onder een vloer veel mooie blauwwitte tegels uit ca. 1650 gevonden met afbeeldingen van kinderspelen – deze zijn alle gered en gedocumenteerd. Deze vondst duidt toch op enige welvaart, waar de meeste andere voorwerpen wijzen op een sobere levensstijl.
Momenteel onderzoekt de Archeologische Vereniging Waterland baggerspecie van Marken. Indien dit vondsten van enig belang oplevert, dan worden de voorwerpen afgestaan aan de Vereniging Historisch Eiland Marken.

 

—o—

 

 

collage Droog wonen etc

Droog wonen op ‘werven’ en palen

De toenemende invloed van het water dwong de bewoners op terpen te gaan wonen, ‘werven’ op z’n Markens. In totaal ontstonden er in de Middeleeuwen 27 waarvan er nu nog 12 over zijn. Naast acht bebouwde kunt u de overige vier nog vaag onderscheiden in het open landschap. Alle andere werden verlaten, door brand verwoest of weggespoeld door de zee – Marken was ooit veel groter dan de 250 ha van nu.
In de 19e eeuw raakten de werven volgebouwd met de volledig houten woningen – met als verdere uitbreiding huizen op palen tegen de hellingen en in het open veld. Pas na het aanleggen van de Afsluitdijk kon de ruimte onder deze paalwoningen benut worden en ontstonden de onderhuizen. Veel huizen hadden geen schoorsteen maar een (tot in de 19e eeuw algemeen gebruikelijke) ‘rookkist’ – een opening in het dak om de rook van het open vuur te laten ontsnappen, ook handig voor het drogen en conserveren van de fuiken en netten.

 

—o—

 

 

collage De zee op etc

De zee op voor paling, haring en walvis

Toen overstromingen een einde maakten aan landbouw en veeteelt werd visserij de belangrijkste bron van inkomsten. Omdat de Zuiderzee niet altijd genoeg opleverde om van te kunnen leven, gingen in de 17e en 18e eeuw veel Markers vanuit Enkhuizen naar de Oostzee en ter walvisvaart tot in het Noordpoolgebied. Later monsterden ze vooral aan op de haringbuizen, schepen die op de Noordzee visten.
In de 19de en 20ste eeuw voer men op loggers, vooral vanuit havens als Emden en Vegesack in Noord-Duitsland (werving per telegram!), en Vlaardingen, Maassluis en Katwijk. De Marker vissersvloot kreeg in 1837 op het eiland een echte thuishaven. De vloot groeide uit tot bijna 200 schepen in 1890, maar de aanleg van de Afsluitdijk maakte een eind aan de visserij. Veel Markers dragen nog achternamen uit de tijden dat men het brood op het water verdiende – vernoemd naar het beroep: Visser, Zeeman, Schipper, Commandeur, of naar het schip waarop men voer: Appel, Boneveld, Dolfijn, Kaars, Pereboom en Vlasbloem.

 

—o—

 

 

collage Uitvoer van hooi etc

Uitvoer van hooi, invoer van turf en levensmiddelen

Tot het dichten van de Afsluitdijk in 1932 liep het eiland een paar keer per jaar onder water – zout zeewater, waardoor bomen geen kans kregen (welgeteld drie in 1848!) en het houden van dieren vrijwel onmogelijk was. De overstromingen hadden wel als voordeel dat het hooi veel zout bevatte. Dit maakte het minder brandbaar en zeer geschikt als voedsel. Omdat Markers zelf geen dieren hadden, vormde de hooihandel een belangrijke bron van inkomsten. In streken met arme gronden zonder gras (Veluwe, Vechtstreek) nam men dit Marker product graag af. De aanleg van de Afsluitdijk maakte een einde aan deze handel.
Omdat landbouw en veeteelt niet mogelijk waren, moesten levensmiddelen als aardappelen, groente, fruit en meel over het water worden aangevoerd. Vanuit Zwartsluis in Overijssel werd turf gevaren, maar de onberekenbare Zuiderzee maakte ook dit tot een gevaarlijke zaak.

 

—o—

 

 

collage Godsdienst etc

Godsdienst – een gelovige gemeenschap

Al in de Middeleeuwen stond er een godshuis op Marken: in 1232 bouwden de monniken van het Friese klooster Mariëngaardt een houten kapel, gewijd aan Maria. Later bouwde men op deze plek (op de huidige Kerkbuurt) een forse bakstenen hallenkerk die door de eeuwen heen werd aangepast en vernieuwd. In 1578 ging de Marker bevolking over naar het protestantisme. De beelden en het altaar werden uit de kerk verwijderd en de laatste pastoor, Clemens van Naarden, vertrok naar Edam. In 1579 deed de eerste reformatorische dominee Christophorus Joannis Macheupeus zijn intrede in de hallenkerk. Veel meer is er niet bekend over deze periode.
Door allerlei ontwikkelingen ontstond er een scheuring in de Hervormde kerk wat in 1890 leidde tot de oprichting van de Gereformeerde kerk op Marken. Deze situatie heeft geduurd tot 2011 toen beide kerken opgingen in de Protestantse Gemeente te Marken.
De kerkelijke feestdagen hebben een belangrijke invloed op de Marker kleding.
Elke feestdag kent een voorgeschreven kostuum dat uitsluitend op die dag gedragen wordt. De oudste onderdelen van deze kostuums dateren uit de tijd dat er gekerkt werd in de Middeleeuwse hallenkerk.

 

—o—

 

 

collage Onderwijs etc

Onderwijs en scholing

Omdat Norbertijner kloosters zoals dat op Marken waren ingesteld op het geven van onderwijs, heeft wellicht ook hier al vroeg een kloosterschool gestaan. In de archieven heeft men in elk geval voor 1345 een vermelding van een ‘ondermeester’ gevonden. En voor 1582 bestaat er zeker bewijs dat Marken een echte schoolmeester had. Ook in de 17e en 18e vinden we hier verwijzingen naar; huisvesting en salaris kwamen uit de gemeentekas. De onderwijzer was tevens gemeentesecretaris. Veel kinderen hadden een houten schooltas, op een karakteristieke manier beschilderd.
Ondanks het nog ontbreken van een leerplichtwet gingen veel kinderen naar school; een schoolmeester nam begin 19e eeuw het initiatief om arme ouders vrijstelling te geven van het schoolgeld en hen te verplichten hun kinderen naar school te sturen.
De schoolstrijd van 1857 en daarna ging grotendeels aan het eiland voorbij omdat de gehele bevolking tot hetzelfde kerkgenootschap behoorde – pas in 1889 spleet de Doleantie de bevolking in twee kampen. In sommige perioden was er geen onderwijzer en kregen de kinderen vakantie.
Bij de oude gereformeerde kerk op palen aan het begin van de Kerkbuurt werd in 1895 een houten school op palen gebouwd.
Vanaf 1901 was hier ook de Visserijschool gevestigd. Jongens en mannen tussen de 13 en 44 leerden hier rekenen, algebra en zeevaartkunde als voorbereiding op het werk op zee. Later combineerde men in het nieuwe dorpshuis het steeds minder belangrijk wordende visserijonderwijs met de ‘kookschool’ (nijverheidsschool). In 1940 vorderde de bezetter alle lokalen en apparatuur, alleen het tuinbouwonderwijs liep door. Na de oorlog moesten Marker jongeren voor het nijverheidsonderwijs naar de ambachtsschool in Edam of de huishoudschool in Amsterdam.
Nu heeft Marken een basisschool; vervolgonderwijs volgen de kinderen in Monnickendam, Volendam, Purmerend en Amsterdam.

 

—o—

 

 

collage Het Paard etc

Het ‘Paard van Marken’ – levensreddend baken

De vuurtoren – bekend als het Paard van Marken – staat op de oostelijke punt van Marken. De toren heeft een hoogte van 16 meter en een lichtbereik van 16,7 km.
In 1700 begon men op deze plek met een vierkante vuurbaak. De vuurbaak werd in 1839 vervangen door een toren waaraan men later een woonhuis bouwde. Dit gaf aan de toren de huidige, karakteristieke vorm. Sinds 1960 is het Paard een rijksmonument. De bewoners zorgen voor het beheer en het goed functioneren van het licht.

 

—o—

 

 

collage 1916 etc

1916 – De laatste grote watersnood

Voordat de Afsluitdijk het water van de Zuiderzee temde, had Marken jaarlijks te lijden onder kleinere en grotere overstromingen: de dijken op laagveen zijn niet zomaar te verhogen, omdat nieuw opgeworpen materiaal continu de grond inzakt. Dramatisch was de laatste grote watersnoodramp van 13 en 14 januari 1916, die grote delen van Waterland en ook andere delen van Noord-Holland trof.
Voor de ramp had de aanhoudende noordwestenwind het water langs de boorden van de Zuiderzee al extreem hoog opgestuwd. Bovendien waren de – slecht onderhouden – dijken door dagenlange regen ernstig verslapt. Vrijwel de gehele regio liep onder, maar Marken werd wat het aantal dodelijk slachtoffers betreft, het zwaarst getroffen: 16 mensen, waaronder hele gezinnen, verdronken. Zo werden op de Wittewerf huizen meegesleurd, de Moeniswerf werd bijna weggeslagen.

 

—o—

 

 

collage 1940 etc

1940-1945 – Geïsoleerd, toch getroffen

Door de afgelegen ligging verliep de Tweede Wereldoorlog op Marken zonder veel strijd. De meesten van de elf Markers die omkwamen trof dit lot op zee. Op het eiland waren enkele Duitse militairen gelegerd.
In 2008 werd tijdens een hulpactie van een Marker reddingboot een deel van een propeller opgehaald. Onderzoek wees uit dat het ging om een deel van een neergestorte Engelse bommenwerper. De nabestaanden van de bemanning werden opgespoord en het propellerblad werd het centrale deel van een nieuw monument bij dorpshuis Het Trefpunt. Dit monument, ingewijd in 2013 in aanwezigheid van nabestaanden, eert naast de Engelsen ook de Markers die de oorlog niet overleefden.

 

—o—

 

 

collage 1957 etc

1957 – Verbinding met het vasteland

Toen Marken nog een eiland was, onderhielden ‘herenbotters’ (uitgerust met banken voor personenvervoer) een min of meer regelmatige verbinding met Monnickendam.
Toeristen kwamen toen ook al, en werden in de haven uitgenodigd een authentieke Marker woonkamer te komen bewonderen, tegen een kleine vergoeding natuurlijk – het ‘herenjagen’. De bekende onderneemster Sijtje Boes was in de jaren 50 dan ook fel tegenstandster van de dijk; zij dacht dat toeristen het zouden laten afweten. Niets bleek minder waar, bezoekers kwamen juist steeds meer tot ca. 800.000 in 2012.
Was de Gouwzee dichtgevroren dan begaf men zich per schaats en slee naar het vasteland. Ondernemende lieden posteerden zich dan bij grote scheuren in het ijs waar ze voor een paar centen Markers veilig overheen hielpen. Viel plotseling de dooi in, dan lieten alle Markers aan de wal het werk vallen en schaatsten zo snel mogelijk naar huis. Men wilde het gevaar voor zijn, en de botters konden toch nog dagenlang niet varen.
In 1957 werd Marken met het vasteland verbonden door een dijk. Twee jaar later was ook de weg erover klaar. En – nog meer dan daarvoor al het geval was – gingen Markers ‘aan de wal’ werken en naar school. Bij de langdurige busstaking van 2011 organiseerden enkele moeders een speciale ochtend- en middagvaart met de Marken Express om hun kinderen toch in Volendam naar de middelbare school te kunnen laten gaan.
Sinds 1 januari 1991 is Marken – net als in de Middeleeuwen – weer onderdeel van Waterland, als een van de kernen van de gelijknamige gemeente.

 

—o—