Hoog water
Marken in de nacht van 13 op 14 januari 1916.
Al enkele dagen had het vanuit het zuidwesten hard gestormd. Het zeewater werd vanuit de Atlantische oceaan door Het Kanaal, de Noordzee in gedreven naar zeegaten van de Hollandse kust. Wanneer de wind plotseling naar het noordwesten ruimt kan die grote hoeveelheid zeewater niet terug stromen maar wordt tussen de Waddeneilanden de Zuiderzee in geperst. Het waterpeil steeg die rampnacht tot 3,45 meter boven NAP, een verdubbeling in enkele uren ondanks het feit dat het doodtij was. In de weken voor de rampnacht was er veel regen gevallen. De dijken waren doorweekt en papperig en het weerstandsvermogen was erg verzwakt. Bovendien was het buitendijks land al bijna verdwenen, zodat de golven in volle kracht op de dijken beukten. Op verschillende plaatsen braken de dijken door en vond het Zuiderzeewater een uitweg naar het achterliggende land, waardoor Marken niet helemaal van de kaart werd geveegd. De huizen op de terpen bleven als kleine eilandjes boven het zeewater uitsteken. De schade was enorm. Op de ochtend na de rampnacht voer de stoomboot uit Zwolle een half uur lang door drijvend Marker huisraad en delen van huizen. Drie dagen na de overstroming komt Prins Hendrik naar Marken en een dag later komt koningin Wilhelmina op bezoek. Zij tonen zich zeer begaan met de slachtoffers.
De tweede serie foto’s toont het hoog water in 1929.